Natuurlijk, een maatschappij dient regels te kennen. Regels, die de kans geven maximaal vrij te zijn, zichzelf te zijn. Regels moeten star zijn om duidelijkheid en zekerheid te bieden, maar mensen mogen niet star zijn. Mensen moeten bewegen naar lichaam en naar geest, om buigzaam te kunnen zijn, om schokken te kunnen opvangen, zoals de mast van het zeilschip en het gebouw en het riet.
Veel te veel mensen zijn door de maatschappij star geworden. Ze leven niet meer vanuit zichzelf, vanuit hun gevoel, maar vanuit hun maatschappelijke positie, binnen hun maatschappelijke regels, en ze zijn gebonden aan maatschappelijke verwachtingspatronen, die anderen hen hebben opgelegd of die ze zichzelf hebben opgelegd. Daardoor worden ze star, oneigenlijk. Ze zijn niet beweeglijk. Ze buigen niet mee met wat hen overkomt. Ze zetten zich schrap tot ze barsten of tot ze gebroken zijn.
Vanuit deze gedachte ben ik gekomen tot een nieuwe benadering van de mens, van zijn ziekte en zijn gezondheid, van zijn functioneren en zijn disfunctioneren. Het was het beginpunt voor een fundamentele denkwijze, die aan mijn therapie ten grondslag ligt en die verder reikt dan de wereld van de gezondheidszorg, een veel ruimere geldigheid heeft, zoals ik in dit boek uiteen zal zetten.
Hoe ben ik er ooit toe gekomen om als arts een andere weg in te slaan dan die, welke mij in mijn opleiding werd gewezen? Waarom wilde ik iets nieuws maken in een vak waarin bijna alle creativiteit is gedood door de zakelijke wetenschap? Want zo zie ik de traditionele geneeskunde, als een zakelijke wetenschap. Het gaat om het kennen zonder gevoel, vanuit het weten. Terwijl ik koos voor de creativiteit: het weten, gemengd met het gevoel. Ik denk niet dat het een keuze was. Het vloeide voort uit mijn aard, uit mijn waarnemingen, uit al die indrukken die je in de loop der jaren opdoet, als mens, als arts, als waarnemer van de omgeving.