Ik ben in Den Haag geboren, in november 1943. Ik heb slechts anderhalf jaar de Tweede Wereldoorlog in Nederland meegemaakt en heb deze oorlog dus niet bewust meegemaakt. Hoe is het dan mogelijk dat ik vanaf mijn tweeën halfde tot m’n vierde, vijfde jaar regelmatig droomde over Duiters met helmen? Ze waren er al lang niet meer na de oorlog, dus ik heb ze niet bewust gezien. Toch zag ik in mijn dromen precies hoe soldaten eruitzagen. Hoe heb ik dat waargenomen? Dat was iets wat me toen al verbaasde. Er werd thuis niet over de oorlog gesproken. We waren immers bevrijd? We waren in Nederland nu toch bezig met de wederopbouw? Je zag toch geen plaatjes van soldaten? En toch had ik die dromen.
Veel later, toen ik negentien jaar was, moest ik gekeurd worden voor militaire dienst. Ik hoorde toen van een psycholoog die bij de psychotechnische dienst van de marine werkte, dat er veel mensen die in 1943 geboren waren werden afgekeurd voor militaire dienst vanwege hun grote sensitiviteit. Die lag namelijk boven de norm, zeker voor die tijd en zeker voor jongens. Jongens werden toen geacht niet sensitief te zijn. In die tijd moest een man nog stoer zijn, hjj moest vormgeven in de buitenwereld en mocht niet gevoelig zijn. Hij mocht niet huilen. Emoties werden toen, in het collectief bepaalde bewustzijn van Nederland, nog overgelaten aan vrouwen.
Waarom is deze groep mannen zo sensitief? Zou dat te maken hebben met hun baarmoederperiode?
Mijn vader die hoofdonderwijzer was, vertelde vaak ‘dit is een rotklas, dat is een vrolijke klas, deze klas is een gevoelige klas of die klas is een je-best-doen klas’. Dat bleef ook zo en veranderde niet gedurende de hele lagereschooltijd. Het was dus een jaarganggedrag.
Op de lagere school kun je de verschillen per jaargang veel objectiever bekijken dan op de middelbare school, waar vaker zittenblijvers voorkomen en de groep qua leeftijd niet meer zo homogeen is. Op de lagere school blijft een groep over ’t algemeen zes jaar bij elkaar en heeft dan als klas een bepaalde vorm van reageren.
In mijn dorp was geen kleuterschool. Alle kinderen tot zes à zeven jaar waren unieke, vrije individuen. Op het moment dat zij sociaal gevangengezet werden, dat wil zeggen voor het eerst naar school gingen, zag je in die leeftijdsgroep een collectief gedrag ontstaan. Hetzelfde zie je gebeuren aan een universiteit, waar studenten uit verschillende streken komen en toch na enige tijd een collectief gedrag vertonen (dit gebeurt bijvoorbeeld ook bij de jaargangen van de militaire dienst, verpleegopleidingen, enzovoort).