Om dat te bereiken zijn meer gespecificeerd van belang:
1. Het skelet
Bewegingsbeperkingen vanuit het skelet geven een beperking in de doelgerichte mogelijkheid tot expressie. Bij het skelet hebben wij nodig:
a) ledematen zonder bewegingsbeperkingen;
b) wervelkolom zonder bewegingsbeperkingen. Dit is van belang op grond van:
- het totaal functioneren van de wervelkolom in zijn gewrichtsvlakken als onderdeel van uitdrukkingsmogelijkheden en zijn toniserende invloed op de musculatuur;
- het neurologische aspect, met name het ruggenmerg dat zijn neurologische remmende en activerende prikkels in goede balans ten diensten van de spieren en organen dient af te geven zonder beperkingen; bij voorbeeld een beperkte zenuwfunctie naar een spier geeft een beperkte vrijheid van functioneren van die spier (ischias, tennisarm e.d.).
2. De musculatuur
De musculatuur met al zijn gevoelszenuwen om zowel zijn stand in de ruimte als zijn contractiespanning te kennen en met de vrije wil de stand in de ruimte juist te veranderen met een minimum aan energie en een optimale expressiemogelijkheid vanuit het bewustzijn of vanuit een goed gecoördineerd automatisme.
3. Psychisch evenwicht*
Is de psyché in evenwicht met het wezen van het individu, dan zijn zijn expressiemogelijkheden tevens optimaal vanuit deze fundering.
4. Sociale omstandigheden*
Deze vallen echter niet direct onder het onderzoek aangezien zij niet objectief te meten zijn en vaak niet direct door de mens zelf te veranderen (b.v. ziekenhuisopname van een huisgenoot geeft een extra belasting van het functioneren van de mens).